Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Pūbēs

betekenis & definitie

I. bĕris, manbaar, mannelijk, volwassen; (poët.) = uitgegroeid, sappig, folia, Verg.; s u b s t., puberes, volwassenen, Caes., Liv.

II. is, f. mannelijke leeftijd, de manbaarheid. | meton., schaamdelen; weerbare manschap (ook poët. overdr., van stieren); (poët.) mannen, lieden, volk.

< >