cessi, cessum, (3)
I. a. in ’t alg., voorwaarts -, voortgaan, - lopen, - rukken, optrekken, ook = uitrukken, alci obviam pr., te gemoet gaan, Cic., in ’t bijz. van soldaten, legerafdelingen enz., b.v. paulo longius a castris, Caes.; te voorschijn treden, optreden, verschijnen, zich vertonen, cum veste purpurea, Cic., in medium, onder de menigte treden (in de volksvergadering), Cic., in contionem of in publicum, Liv.; (van publieke optochten) optrekken, funus procedit, Ter. | overdr., (van schepen) ex portu, uitlopen, Auct. bell. Alex.; (van krijgsmachines) vooruitrukken, vineae paulo procedunt, Sall.; (van gesternten) te voorschijn komen, verschijnen, processit Vesper, Verg.; (van uitingen) (aan de mond) ontvallen, interdum voces procedebant contumaces et inconsultae, Tac.
b. praegn., (van personen) voor-, voor ... uit gaan, - rukken, tantum ante agmen legionum, quantum etc. (van ruiterij), Hirt.; (van een bouw) vorderen, magna pars operis processerat, Caes., en (van de werklieden) quantum opere processerant, Caes., evenzo (van een geschrift) procedente libro, Quint.
II. fig.
a. in ’t alg., liberius altiusque pr., de grenzen van zijn onderwerp overschrijden, Sall., in dando et credendo longius pr., te ver gaan, Cic., in multum vini processisse, tamelijk dronken zijn, Liv., eo processit vecordiae, ut etc., ging zo ver in enz., Sall.
In ’t bijz. = (naar een doel) voortschrijden, vorderingen maken, (in iets zo of zo ver) komen, indringen, in philosophia tantum (zo diep), Cic., eo magnitudinis, Sall., honoribus longius, Cic. | optreden, posteaquam philosophia processit, Cic.; overdr., schertsend, altera iam pagella procedit, komt reeds aanzetten, Cic. | doorgaan, -lopen, in rekening gebracht worden, gelden, stipendia, aera alci procedunt, Liv.; vand. overdr., ten goede komen, mea bene facta rei publicae procedunt, Sall. | voortduren, stationes procedunt, Liv. | voortschrijden, vorderen, dies procedens, Cic., en (van personen) si (puer) aetate processerit, Cic.; verlopen, verstrijken, multum diei processerat, Sall., quum iam nox processisset, Nep.
b. praegn., (van personen) voorspoed hebben, pulchre, Ter., recte, Hor. | (van handelingen en toestanden enz.) succes hebben, aflopen, non satis ex sententia, Cic., alci parum, Cic., alci bene, prospere, Cic., tardius, Sall.; absol. = naar wens gaan, - aflopen, gelukken, si processit, Cic., alci consilia procedunt, Liv.