pressi, pressum (3);
I. in ’t alg.
a. eig., drukken, natos ad pectora, Verg., anguem, trappen op enz., Verg., vestigia alcs, drukken, Tac. (vgl. II, e), frena dente, bijten op enz., Ov., alqd ore, kauwen, eten, Ov., iuvenci pressi iugo, ingespannen, Ov.; beslapen, verkrachten, alqam, Suet. | fig., necessitas eum premebat, Cic., premi aere alieno, Cic., invidiā et odio populi, Cic.
b. overdr., strijken langs, aanraken, litus, langs de oever varen, zich bij de oever houden, Hor., insulem premit amnis, omringt, Ov. | houden, frena manu, Ov. | zich dikwijls bevinden bij of op enz., forum, Cic.; (op iets) zitten, staan, liggen, vallen, gaan liggen of zitten, sedilia, Ov., terga equi, Ov., ebur (poët. = sellam curulem), Ov., saltus montium praesidiis, bezetten, Liv. | bedekken, fronde crinem, Ov., vand. = bedekken, verbergen, cladem ruinā, Verg., lumenque obscura luna premit, verbergt haar licht, gaat onder, Verg., alqd terrā, begraven, Hor., ossa, begraven, Ov.; fig., begraven, me pressit alta quies, Verg., en = niet laten opkomen, verbergen, curam sub corde, Verg., alqd ore, verzwijgen, Verg., iram, Tac. | maken, vormen, caseos, Verg., lac, kaas maken, Verg. | dringen, vervolgen, in het nauw brengen, oppidum obsidione, Caes., cervum ad retia, in de netten jagen, Verg.; fig., dringen, in het nauw brengen (met woorden, vragen enz.), alqm, Cic., alqm verbo, iemd. aan zijn woord houden, Cic., alqm criminibus, Ov., argumentum, vasthouden aan, Cic., propositum, vast bij zijn voornemen blijven, Ov., pr. vocem alcs, iemd.s woord onthouden en bij zich zelf overdenken, Verg., (vgl. II, e). | beladen, belasten, carinae pressae, Verg.
II. praegn.
a. indrukken, dentes in vite, Ov., leviter presso vestigio (voetstap, spoor), Cic., presso vomere, Verg., opdrukken, pollicem, Prop. (vgl. II, c), cubitum, op zijn elleboog leunen, Hor. | overdr., kenmerken, aanduiden, rem notā. Ov.
b. uitdrukken, vand. = uitdoven, ignem, Verg., en = uitpersen, vina, Hor., ubera, melken, Ov.
c. neerdrukken, -laten, laten zakken, currum, Ov., mundus premitur devexus in austros, zinkt, daalt, Verg., aulaeum premitur, wordt neergelaten, Hor. (vgl. aulaeum), premere pollicem (in andere zin dan II, a), zie pollex; zetten, planten, virgulta per agros, Verg.; (door neerdrukken) maken, vormen, diep maken, graven, sulcum, Verg., cavernae in altitudinem pressae, Curt., alveus in solum pressus, Curt.; neervellen, tres famulos, Verg., paucos, Tac. | fig., (door woorden) afbreuk doen, verkleinen, alqm, Liv., famam alcs, Tac., of = in zijn binnenste verachten, Cic., overtreffen, facta premant annos, Ov.; beheersen, populos dicione, Verg.
d. samendrukken, -snoeren, toedrukken, alci fauces, Ov., os, de mond, Verg., collum laqueo, Hor., presso ter gutture, Verg. | kort houden, aantrekken, habenas, Verg., | kort houden, snoeien, vitem falce, Hor.; overdr., kort samenvatten, quae dilatantur a nobis, Zeno sic premebat, Cic.
e. terughouden, -dringen, neerhouden, -drukken, inhouden, dempen, alqm, Tac., sanguinem, Tac., cursum, Cic., vestigia, zijn schreden, Verg. (vgl. I, a), vocem, de stem dempen, Verg., vand. ook = zwijgen, Verg. (vgl. vocem alcs, I, b), lucem, niet doorlaten (van een nevel), Liv., ventus premente nebulā cecidit, Liv.; fig., neerhouden, onderdrukken, niet laten opkomen, rem publicam, Tac., vulgi sermones, Tac., en zo (een staatkundig persoon) klein houden, onderdrukken, ten val brengen, alqm, Liv.