cessi, cessum(3);
1. eig., intr., voor-, vooropgaan (ook van zaken = vooropgedragen worden). | trans., agmen, Verg., nuntios periculi, eerder aankomen dan enz., Vell.
2. overdr., (in tijd) voor-, voorafgaan ; (in rang, eigenschappen enz.) voorgaan, staan boven, overtreffen, gradum nostrum, Vell., reliquos Gallos virtute, Caes.