Plērusquĕ

betekenis & definitie

răquĕ, rumquĕ, gewl. plur. plerique, raeque, raque, de meeste, een groot aantal, zeer vele, het grootste deel van enz., absol., iuventus, Sall., Africa. Sall., plerique Belgae, Caes., multi . . . plerique, Cic., plerique omnes, de allermeesten, Ter.; c. gen., plerique Poenorum, Cic., legentium plerique, Liv.; m. ex, plerisque ex factione eius corruptis, Sall. | neutr. plerumque, als subst. = het grootste deel, noctis, Sall., Europae, Liv., pleraque eius insulae, de meeste delen, Curt.; als adv. = meestal, gewoonlijk; dikwijls, somtijds.