Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Ordĭno

betekenis & definitie

1. eig., ordenen, in het gelid plaatsen, copias, Nep.

2. overdr., ordenen = in zekere volgorde plaatsen, affluentes annos, tellen, Hor., magistratus, Liv. | praegn., ordenen, regelen, in orde brengen, ordelijk inrichten, ceteras partes orationis, Cic., disciplinam, Liv., censum, Eutr., pacem inter eos, Eutr., provincias, Vell., gentem Euergetarum, de aangelegenheden van de stam der E., Curt.; (ambten) vergeven; (beambten) benoemen, aanstellen.

< >