strinxi, strictum (3);
1. eig., (van voren) toesnoeren, -binden. | overdr., opgesloten houden, ventos, Hor.; bijeenhouden, vestem, Flor.
2. fig., (aan een verplichting) streng binden, verplichten, alqm legibus en dgl., Cic., alqm conscientiā, zich van iemd (= van iemds trouw) door zijn medeweten verzekeren, Tac., absol., obstringere iureiurando en mediaal obstringi religione = onder ede verzekeren, m. acc. c. inf., Caes., Tac.; ook met zakelijk object: clementiam suam obstringens crebris orationibus, waarborgend, Tac. | verwikkelen, bezwaren, alqm nefario scelere (in een euveldaad), Caes., nullā mendacii religione obstrictus, Caes.; refl., se scelere, se parricidio, zich schuldig maken, Cic.