Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Nŭmĕrus

betekenis & definitie

i, m.

I. a. eig., getal, numerum inire, een telling houden, Caes.; tria numero, in getal, Cic. | in 't bijz., een bepaald aantal, reeks, klasse, navis habet suum numerum, zijn bepaald getal manschappen, Cic., ad numerum esse, mitti, in behoorlijk aantal, Cic., in deorum numero referre, onder het getal der goden noemen, Cic., doch referre in deorum numerum, onder de goden plaatsen, Suet.; menigte, voorraad, massa, hoop, copiarum, Nep., vini, frumenti, Cic.; troepenafdeling, sparsi per provinciam numeri, Tac., het oorspronkelijk cijfer, oorspronkelijke sterkte (b.v. van legioenen); een getal zondter meer, nos numerus sumus, Hor.
b. meton., plur. numeri = de dobbelstenen, Ov.; ook = register (der soldaten), monsterrol, lijst, Plin. ep.; ook = mathesis, astrologie, Cic.

II. overdr., in ’t alg., deel, lid (van een geheel), animalia trunca suis numeris, Ov., elegans omni numero (in elk opzicht) poëma, Cic., officium omnes numeros habet, is volmaakt, Cic., expletus omnibus suis numeris et partibus, Cic. | (van een muziekstuk) numeri, de maat, Cic., vand. = muziek, toon, melodie, Verg., Ov.; (van de dans) maat, in numerum brachia tollere, in de maat, Verg., se movere extra numerum, Cic., tig., nihil extra numerum fecisse, niets onbetamelijks, Hor., haec tua laudatio procedat in numerum, op behoorlijke wijze, naar wens, Cic., (in een gedicht) verslid, vers, vand. poët., numeri graves, heroïsche verzen, Ov., numeri impares, elegische verzen, Ov.; rhythme (der rede), harmonie, welluidendheid. | rij, rang, plaats, betekenis, nullo in oratorum numero, geen redenaar van betekenis, Cic., in alqo numero et honore esse, Caes., obtinere alqm numerum, Cic., alqm numero alqo putare, achten, schatten, Cic., hunc in numerum non repono, deze komt niet in aanmerking, Cic.; vand. numero of in numero, in plaats van, gelijk, als, legatorum numero, Caes., in deorum numero venerandus, Cic. | numerus of numeri, orde, regel, in numerum of alleen numero, regelmatig, Verg., ad numeros quidque suos exigere, Ov. | plicht, ambt Veneri numeros suos eripere, Ov.

< >