1. eig., ontbloten, -kleden, van kleren beroven, alqm, Cic., verder in ruimere zin = ontbloten, b.v. gladium, trekken, Liv., tectum nudatum (sc. tegidis), Liv., ventus nudaverat vada (sc. aqua), Liv., messes, dorsen, Ov., agros populando, leegplunderen, Liv., c. abl. (van), murum defensoribus, Caes., en blootgeven, onbezet laten, castra, Caes., terga fuga, Verg. | overdr., van zijn eigendom beroven, plunderen, alqm, Hor., omnia, Cic.; ook in ruimere zin = ontbloten, beroven, alqm praesidio, Cic.
2. fig., ontbloten, beroven, vis ingenii scientiā iuris nudata, Cic., Maxentium nudare conatus, nl. van zijn waardigheid, Eutr.; onthullen, verraden, animos, Liv., consilia, Curt., cladem, Liv.