mĭnis, n.
1. eig., naam, benaming, ex alqa re n. capere, Caes., of - trahere, - invenire, - reperire, Cic., n. accipere ab alqa re, Caes., n. alci dare, - indere, Liv., of - imponere, Cic., est mihi nomen, c. nom. of dat., Cic., c. gen., Pl., nomine = met name, b.v. eunuchus nomine Pothinus, Caes., circa urbem nomine Obbam, Liv., sub nomine alcs, Tac., alci nomine (bij naam) notum esse, Q. Cic., nomen (en van meer dan een: nomina) dare, zijn naam opgeven, zich (voor de krijgsdienst enz.) aanmelden, Cic., Liv., zo ook n. profiteri of edere, Liv., n. accipere, opschrijven, Liv.; n. alcs deferre, iemd aanklagen, ook met de alqa re, Cic., n. recipere, de klacht aannemen, Cic. | in ‘t bijz., geslachtsnaam (de middelste der drie namen van een vrijgeboren Romein), in het verband soms ook = voornaam, en - familienaam; titel, imperatoris, Caes. | meton., nomina tanta, zo grote mannen, Ov., vestrum nomen = vos, Liv., n. Romanum, alles wat Romein heet, de macht der Romeinen, de Romeinen, Cic., en zo n. Latinum, Liv.
2. overdr., (beroemde) naam, roem, roep, beroemdheid, aanzien, magnum, Cic., n. habere, Cic., bellum magni nominis, Liv., nee pomis sua nomina servat, Verg. | naam, rubriek, titel, aanleiding, alio nomine, Cic., nomine meo, tuo etc., in mijn naam, van mijn kant, voor mijn persoon enz., om mijnentwil, voor mij, Cic., nomine Catilinae, van de kant van, Sall., nomine met gen. of pronom. en dgl. = onder de naam, onder het voorwendsel, als, wegens, ter wille van, lucri, Cic., eo nomine, om die reden, daarom, Cic., nullo nomine non, in elk opzicht, Vell., uno nomine, onder één rubriek, in eens, Cic.; reden, voorwendsel, fictae religionis, Cie., honesto nomine, Cic. | naam (als tegenstelling van het wezen), reges nomine magis quam imperio, Nep., sunt nomina ducum, louter namen, schaduwbeelden, Liv. | post, schuldpost, n. faxere, boeken, optekenen, Cic., Ov., n. locare, geld lenen, Phaedr., nomina exigere, invorderen, Cic., nomen solvere of dissolvere, de., nomina expedire of exsolvere, Cic., bonum nomen, soliede post = goede betaler, Cic.