Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Nĕfās

betekenis & definitie

n. indecl. zonde, misdaad, gruwel, onrecht (met betrekking tot de goddelijke geboden, de wetten der natuur, ons zedelijk gevoel), n. maculosum, echtbreuk, Hor., per omne fas et nefas alqm sequi, in alle goed en kwaad, Liv.; nefas est, het is onrecht, - zonde, - ongeoorloofd, vand. ook = het is onmogelijk, vooral c. inf., Cic., evenzo est nefas dictu, c. inf., Cic.; nefas! dikwijls als parenthetische uitroep = het is een gruwel! - ontzettend! Hor., Verg.

< >