Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Nāvālis

betekenis & definitie

1. adi., tot de schepen-, tot het zeewezen behorende, scheeps-, zee-, pugna, Cic., corona, krans voor een overwinning ter zee, Verg., praetor, admiraal, Vell., copiae navales pedestresque, zee- en landtroepen, Liv., socius navalis, zeeman, -soldaat, Liv., gewl. plur. som navales, zeelieden, matrozen, soms ook = zeesoldaten, Liv.

2. subst., navale, is, n. standplaats der schepen, haven, Ov. | navalia, ium, n. werf, dok, Cic., Caes.; scheepsbouwmaterialen, takelwerk, Liv.

< >