I. (1);
1. afzenden, als gezant zenden; overdr., opdragen, alci negotium, Pl. | legaat maken, tot legaat benoemen ( zie legatus), alqm Caesari, Cic., alqm sibi, zich als legaat nemen, Cic., Sall.
2. bij uiterste wil beschikken, nalaten, vermaken, alci pecuniam, Cic., alci alqd ab alqo, zodat dit legaat door een bepaalde erfgenaam moet uitbetaald worden, Cic.
II. lēgi, lectum (3);
I. bijeennemen, samenlezen, verzamelen, plukken
a. in ’t alg., conchas, nuces, Cic., mala ex arbore, Verg., alci capillos, uittrekken, Phaedr.
b. in ’t bijz., opwinden, samenwikkelen, fila, Ov., vela, inhalen, Verg.; wegnemen, stelen, sacrum, Cornif. rhet.
c. praegn., (een plaats) doorgaan, -lopen, saltus , Ov., tortos orbes, Verg., vestigia alcs, in iemds voetstappen treden, Verg., ook = doorzeilen, aequor, Ov.; dicht langs een plaats gaan, - zeilen, oram Italiae, Liv., vand. fig., oram litoris primi, zich dicht bij de kust houden, slechts de hoofdzaken aanroeren, Verg. | uitzoeken, -kiezen, lichten, kiezen, iudices, Cic., milites, Liv., alqm in senatum, Cic., of in patres, Liv., condiciones, Cic.
II. overdr., opvangen, afluisteren, sermonem alcs, Pl., een voor een aanzien, monsteren, omnes adversos, Verg. | lezen, part. subst., legentes, de lezers, Liv., Tac.; op-, voorlezen, alci epistolam, Cic., senatum, naar de rij aflezen (door de censor), Cic., Liv., princeps (als de eerste) in senatu lectus est, Liv.; lezen = verklaren, een voorlezing houden over, poëtas, Suet.
