Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Iŭbĕo

betekenis & definitie

iussi iussum (2);

1. in ’t alg., iemd iets bevelen, gelasten, laten (doen of zijn), in het pass. iubeor, mij wordt bevolen, ik moet, iussi valere eum, zei hem gezond te zijn = nam afscheid van hem, Cic., Dionysium iube salvere, groet D. van mij, Cic., en in de taal van het dagelijks leven elliptisch, iubeo Chremetem (sc. salvere), Ter. | (iets) bevelen, verordenen, opleggen.
2. praegn., (van de arts) voorschrijven. | (van senaat en volk) verordenen, besluiten, goedkeuren, legem, Cic., Liv., foedus, Cic., alci (tegen iemd) bellum, Liv., alci provinciam Numidiam, N. als provincie toekennen, Sall., alqm regem, als koning uitroepen, Liv., populus iussit de bello, Liv.; overdr., (van wetten) gebieden, verordenen.

< >