Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Istĕ

betekenis & definitie

istă, istŭd, gen. istīus, dat. isti, pron. demonstr. die (dat) daar (bij u); praegn., zulk een, ter aanduiding van wat tot de aangesproken persoon behoort, vand. dikwijls met tuus, vester verbonden. | iste duidt voor het gerecht de tegenstander aan; vaak drukt het verachting uit.

< >