verti, versum (3);
1. eig., omwenden, -keren, alveum navis, Sall., in locum anulum, Cic.; poët., inversus annus, de kentering van het jaar, Hor. | in ’t bijz., (de grond) omwoelen, -ploegen; (van de wind) opwoelen; omkeren en zo = ledigen.
2. overdr., omkeren, veranderen, omverwerpen, ordinem, Cic., se, Cic., inversi mores, Hor., verba, verdraaid, Ter. | in ’t bijz., een verkeerde uitleg geven, virtutes, Hor., verba, ironisch gebruiken, Cic.; een andere vorm aan iets geven, met andere woorden uitdrukken, alqd, Tac.