(1);
1. in iets springen, aquis, Tac.
2. tegen -, op iets springen, op of in iets rondspringen, - dartelen, tegen iets aanstormen, nemora, door enz., c. acc., Ter., Verg., c. dat., Verg., Hor., Ov. | overdr., zijn moedwil koelen aan, beetnemen, bespotten, beledigen, absol., Verg.
m. in c. acc., Cic., zelden c. acc., Sall., Tac., gewl. c. dat., Cic.
3. van vreugde opspringen, juichen, absol., Cic., alqa re, over iets, Prop.