cessi, cessum (3);
1. intr., voortgaan, -schrijden; (van krijgsvolk) zich op mars begeven, optrekken, voorttrekken, marcheren, aan-, oprukken, ergens op losmarcheren. | overdr., (van een tijd of toestand) aanbreken, -vangen, in-, overvallen; (van berichten of geruchten) aankomen, zich verbreiden, lopen, gaan; (van politieke toestanden en affecten) ontstaan, zich ontwikkelen, zich verbreiden, c. d a t. = bij iemd ontstaan, insluipen, iemd bekruipen, bevangen, Liv.
2. trans., betreden. | overdr., (van toestanden en affecten) overvallen, bekruipen, bevangen, overmeesteren.