I. gessi, gestum (3).;
1. in ‘t alg., dragen
a. eig., terram, Liv., saxa in muros, Liv.
b. overdr., (zich) gedragen, se pro cive, de rechten van een burger uitoefenen, Cic., se medium, zich neutraal houden, Liv. | uitvoeren, volvoeren, zorgen voor, behandelen, in het pass. ook = plaats hebben, negotium of rem bene of male gerere, goede of slechte zaken doen, zijn huishouden of vermogen goed of slecht besturen, Cic., maar in de oorlog: negotium bene gerere, zijn slag slaan, gelukkig zijn, Caes., rem of res gerere, het kommando hebben, Nep., spes gerendi, de hoop iets uit te richten, Cic., vand. res gestae, Cic., en subst., gesta (n. pl.), Nep., daden, vooral krijgsdaden, negotii gerentes, mannen van zaken, Cic.; in ’t bijz., (een ambt enz.) bekleden, uitoefenen, besturen, rem publicam (vgl. beneden), Cic., magistratum, Cic., potestatem, Cic., (een volksvergadering) houden (van de leidende magistraat), comitia, Cic., vooral bellum gerere, oorlog voeren (van een veldheer) of in oorlog zijn (van een volk of vorst), en evenzo rem publicam., de oorlog voor de staat voeren, voor de staat strijden, Cic. | (een tijd) doorbrengen, beleven. | prae se gerere, openlijk aan de dag leggen, - tonen, utilitatem, klaarblijkelijk nuttig zijn (van zaken), Cic.
2. in ’t bijz.
a. eig., dragen, hebben, vestem, Nep., hastam, Verg., effigiem alcs rei, iets voorstellen, Curt.; praegn., dragen, voortbrengen, malos, Verg.
b. overdr., personam alcs, iemds rol spelen, iemd voorstellen, Cic., alqm, zich gedragen als enz., lust.: koesteren, amicitiam, Cic., inimicitiam cum alqo, Caes.
II. ōnis, m. drager.