I. a, urn, p. adi.
1. gegoten, uitgegoten. | overdr., (van personen) uitgestrekt, liggend; (van plaatsen) zich ver uitstrekkend; (van lichamen) vlezig.
2. losgelaten, (van haar enz.) loshangend, golvend; (van rede en redenaar) wijdlopig, breed.
II. i, m. spinrokken, attribuut van de Parcen, vand. fusos alcs evolvere, iemds levensdraad afspinnen = iemds leven eindigen, Ov.