Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Furor

betekenis & definitie

I. fūror, dep. (1);

1. eig., stelen, ontvreemden.
2. overdr., heimelijk zich toeĕigenen, zich door list of op slinkse wijze van iets meester maken, civitatem, Liv.; onttrekken, oculos labori, Verg., voor iemd verbergen, patri equos, Verg. | een verrassing of overrompeling (tegen de vijand) uitvoeren.

II. fŭrŏr, ōris, m.

1. eig., razernij (van waanzinnigen).
2. overdr., woede, razernij (in gedrag, handelingen). | in ’t bijz. profetische geestverrukking; gloeiende liefde; verblinding, dolheid; poët. overdr. het woeden, razen (van stormen enz.).

< >