Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Dens

betekenis & definitie

dentis, m.

1. eig., tand. | fig. van de tand des tijds; van de aan alles knagende nijd; van scherpe spot.
2. overdr., tand = tandvormig gebogen spits, insecti dentes, van de weverskam, Ov., dens uncus, houweel, Verg., dens Saturni, het wijngaardeniersmes, Verg.

< >