mōvi, mōtum (2);
1. van zijn plaats bewegen, wegbrengen, verwijderen; overdr., verwijderen, afbrengen, afleiden, afwenden.
2. (uit zijn positie, bezit enz.) verdrijven, animum loco et certo de statu, uit het veld slaan, van zijn stuk brengen, Cic. | overdr., (iemd uit zijn ambt enz.) ontzetten, verdringen, verbannen, centuriones, afzetten, Tac., alqm Syriā, Tac.