Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Dēdo

betekenis & definitie

dĭdi, dĭtum, (3)

1. eig., overgeven, overhandigen, uitleveren, prijsgeven, dedere se, en dedi, en alleen dedere, zich overgeven, capituleren, Caes., Liv., Curt., vand., deditus, onderworpen, Tac., Caes.
2. overdr., overgeven, wijden, in ongunstige zin = prijsgeven, overleveren, opofferen, aures suas poëtis, het oor lenen, Cic., vooral se dedere, zich overgeven, - onderwerpen, - schikken, in ongunstige zin = slaaf zijn (van), se voluptatibus, Cic. | deditā operā of (zelden) operā deditā, met opzet, opzettelijk, expres, Cic., Liv.

< >