fēci, fectum (3);
I. gereedmaken,
a. vervaardigen, uitvoeren, volvoeren, bedrijven, voltooien, rationes, de rekening opmaken, Cic., quibus of his rebus confectis, toen dit afgedaan, geschied was, Sall.; afdoen, in het reine brengen, voltrekken, negotium, Caes., nuptias, Ter., vand. conficere cum alqo, met iemd tot een besluit komen, een schikking treffen, zich verstaan, de. | (een loop, afstand enz.) voltooien, afleggen; (een tijd) doorbrengen, en pass. confici = verstrijken, perf., voorbij of om zijn, Cic.
b. bijeenbrengen, (geld enz.) opbrengen, verschaffen; (soldaten) op de been brengen; (iemd, d. i. iemds stem in de comitiën, aan iemd of zich) bezorgen, centurias, Cic., tribum suam alci, Cic. | (toestanden enz.) bewerken, verwekken, alci reditum, Cic., motus animorum, Cic., bene loquendi famam, Cic., en met dubbele acc. = iemd zo of zo stemmen, auditorem benevolum, Cic.; aantonen, concluderen, alqd ex alqa re, Cic., vand. confici ex alqa re, blijken, volgen, Cic.
II. verwerken, (spijzen) kauwen, en verder = verteren, verduwen, ook fig., lectio non cruda, sed multa iteratione mollita et velut confecta, Quint.; (vermogen) kleinkrijgen, verkwisten, verbruiken, en verder van abstracta = verdelgen, verteren, b.v. vetustas conficit alqd, Cic. | neervellen, doden, de genadeslag geven, maximam vim serpentium, Cic., ook fig., alqm omnibus notis ignomiisque, Liv.; verslaan, geheel onderwerpen. | uitputten, slopen, pass. confici alqa re, door iets uitgeput worden, fame, Cic., dolore, Cic., part. confectus, uitgeput, geheel verzwakt, senectute of senio, zwak van ouderdom, Cic.; (in staatkundige zin) uitputten, slopen, te gronde richten, civitatem, Cic., praevalentis populi vires se ipsae conficiunt, Liv.