Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 15-11-2021

cŏhaerĕo

betekenis & definitie

haesi, haesum (2), (met iets anders) samenhangen, ineengegroeid zijn, vastzitten, onmiddellijk grenzen aan, nauw verbonden zijn met, eig. en overdr. | (in zich zelf) organisch samenhangen, innerlijke vastheid bezitten, c. abl. = uit iets bestaan, alia, quibus cohaerent, waaruit zij bestaan, Cic.; (van de rede enz.) goed samenhangen, goed in elkaar zitten.

< >