cŏēgi, cŏactum (3);
I. samen- of bijeendrijven, -brengen, -trekken, -halen, verenigen
a. in ’t alg., eig. en overdr., ius civile in certa genera, Cic., verba in alternos pedes, poët. = in elegische versmaat schrijven, Ov. | een gevolgtrekking maken, besluiten, ex quibus id quod volumus efficitur et cogitur, Cic.
b. in ’t bijz., (krijgsvolk) samentrekken. | (ter beraadslaging enz.) bijeenhalen, laten halen, oproepen (vooral de leden van de senaat, de rechters). | (vruchten) inzamelen. | (geld) bijeenbrengen, invorderen, innen. | opeendringen, dicht bijeenhouden (b.v. een leger, zie agmen, 2), en zo (van vloeistoffen enz.) verdichten, verdikken; vand. coacta, ōrum, n. een soort vilt, Caes.
II. naar een punt drijven, - dringen, ergens indrijven, -dringen
a. in ’t alg., eig., in portum navem, Cic. | overdr., (in een toestand of tot een handeling enz.) drijven, brengen, dwingen, met enkele accus. ook = afdwingen; pass., genoodzaakt (gedwongen) worden, zich genoodzaakt zien; p a r t., coactus, gedwongen, met geweld afgedwongen, Cic., (van tranen) gehuicheld, Verg., (van de rede enz.) gezocht, Quint.
b. in ’t bijz., eig., (iets in een enge ruimte) indrijven, -dringen, -persen, saltus in artas coactus fauces, Liv. | overdr., (tot een korte tijd) beperken, quinquennalem ante censuram intra sex mensum et anni spatium, Cic.