fūdi, fūsum (3); omgieten
1. c. a c c. van datgene, wat om iets gegoten wordt, alqd alci rei, en wel eig., (van vloeistoffen) om iets heen gieten, gewl. pass. circumfundi, om iets heen stromen, iets omgeven, omringen (van stromen, wolken enz.), absol., Liv., circumfundi insulae, Liv. | overdr., refl. se circumfundere, en als medium circumfundi, zich in menigte rondom verbreiden, aansnellen, -dringen, absol., Caes., alci, Liv., poët. circumfunditur iuveni, zij klemt zich aan de jongeling vast, Ov.; ook van abstracta, undique circumfusae molestiae, Cic.; intr., eques circumfundit, stroomt toe, snelt aan, Tac.
2. c. a c c. van datgene, waarom iets gegoten wordt, = omgieten, (met een vloeistof enz.) omgeven, - insluiten, - omringen. | overdr., multis circumfusus Stoicorum libris, Cic.; in ’t bijz., als militaire term.