Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Cālīgo

betekenis & definitie

I. ĭnis, f.,

1. eig., elke bedekkende verduisterende damp, dikke nevel, rook.
2. meton., alles bedekkende donkerheid, duisternis, oculis caliginem offundere, het voor de ogen doen schemeren, duizelig maken, Liv., videre of cernere quasi per caliginem, als door een floers, Cic. | overdr., alci magnitudine suā inducere caliginem, iemds roem verduisteren, Vell.; (van geestelijke duisternis) nevel, floers, haec indoctorum animis offusa caligo est, Cic.; droevige toestand, droevige omstandigheden, tegenspoed.

II. (1),

1. donkere, nevelachtige damp of duisternis verspreiden, donkere damp laten opstijgen.
2. in het donker gehuld -, donker zijn, vooral van de ogen, vand. ook = kortzichtig zijn. | overdr., in het duister rondtasten; spreekw., caligare in sole, iets, dat zo helder is als de dag, niet begrijpen, Quint.

< >