Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Artĭcŭlus

betekenis & definitie

i, m. gewricht, knokkel, articulorum dolores, jichtpijnen, Cic., plur. meton. = de leden, vooral de vingers, Lucr., Cat.; (van planten enz.) geleding, knoop. | overdr., een kleiner zindeel, voornaamwoord, lidwoord; tijdstip, ogenblik, ipso articulo temporis, op het beslissende ogenblik, Cic., in quo articulo rerum mearum, op welk gevaarlijk tijdstip, Curt.; sport (van de ladder der eerambten).

< >