Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Angustē

betekenis & definitie

adv. (van ruimte) eng, nauw; (van getal, menigte) krap, karig, spaarzaam. | overdr., binnen enge grenzen angustius se habere, meer in de klem zitten, Cic., angustius apud Graecos valere, slechts in engere zin, Cic.; (van de voordracht) gedrongen, kort.

< >