Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Amplector

betekenis & definitie

plexus sum, dep. (3),

I. eig., omstrengelen, omvatten, omvat of omstrengeld houden, in ’t bijz. (van vriendschap of liefde) omarmen. | omsluiten, omgeven, omringen, in iets vatten; (van vuur) aantasten.

II. overdr.,

a. in ’t alg., aangrijpen, aannemen, welkom heten, benutten.
b. in ’t bijz., iemd. met liefde omringen, beminnen, hoogschatten, alqm amore, Cic., alqm amicissime, Cic., hoc se amplectitur uno, laat hij zich heel wat voorstaan. Hor. | zich met voorliefde aan iets hechten, hoogschatten, hoge prijs stellen op, veel ophebben met, waarderen. | met de geest omvatten en vasthouden, overdenken, overwegen. | omvatten, mede onder iets opnemen, - verstaan, mede in iets insluiten; vand. overdr. van zaken, omvatten = bevatten, inhouden. | van de voorstelling, b.v. argumentum pluribus verbis, Cic., uitwerken, behandelen; kort samenvatten, summair behandelen.

< >