Woordenboek Nederlands -Latijn

Dr. J.F.L. Montijn (1949)

Gepubliceerd op 14-02-2022

Aequus

betekenis & definitie

gelijk,

1. (met betrekking tot zichzelf) = effen, recht, waterpas, horizontaal, ex aequo loco loqui, in de senaat (tegenover ex inferiore loco, tot de rechters, die hoger zaten, en ex superiore loco, van de tribune tot het volk), Cic., aequa frons, de rechte lijn van het front, Liv.; subst., aequum, i, n. effen vlak (niveau), effen terrein, vlakte, het vrije veld, m. en z. campi, Liv. | overdr., gunstig, gelegen (van plaats en tijd); gelijkmoedig, rustig, gelaten, tevreden, geduldig, aequo animo (aequis animis) b.v. alqd accipere, iets opnemen, Sall.
2. (met betrekking tot iets of iemd anders) gelijk, ook gevolgd door atque (ac) of door cum = als, b.v. aequo et pari cum civibus iure vivere, Cic., aequa pugna, een strijd, waarin met afwisselend geluk gestreden wordt, of die onbeslist blijft, Liv., en zo aequo proelio of aequo Marte (Caes., Iust), ook aequa manu (Sall.) discedere, zonder dat de strijd beslist is, aequo Marte pugnare, met gelijke kans op de overwinning, Liv.; adverbiaal, ex aequo, gelijkmatig, op gelijke wijze, Ov., Sen., ook = op voet van (staatkundige) gelijkheid, met gelijke rechten, Liv., in aequo, in gelijke toestand, op gelijke trap, met gelijke rechten, Liv. | billijk, rechtvaardig, onpartijdig; subst., aequum, i, n. billijkheid, recht, abl. aequo bij comparatieven, b.v. gravius aequo, zwaarder dan recht en billijk is, al te zwaar, Sall.; dikwijls vindt men verbonden aequum et bonum (ook aequum bonumque of aequum bonum), wat recht en billijk is, Cic., aequi bonique of alleen aequi boni facere alqd, iets goed opnemen, zich laten welgevallen, voor lief nemen. Ter., Liv., Cic., | genegen, welwillend, plur., als subst., aequi, de vrienden, gewl. verbonden aequi et iniqui of aequi iniquique, vriend en vijand, Cic., Liv.

< >