naam van enige graven van Holland en Zeeland.
I (graaf 1203—1222), Moest in 1203 het graafschap veroveren op zijn nicht Ada en haar echtgenoot Lodewijk van Loon. Nam in 1217 deel aan een kruistocht.
II (1234-1256), geb. 1228. In 1247 tot Rooms koning gekozen en in 1248 te Aken gekroond. Op een tocht in 1256 tegen de Friezen zakte hij bij Hoogwoud door het ijs en werd doodgeslagen.
III, bijgenaamd de Goede (1304-1337), tevens graaf van Henegouwen. Bestreed de Dampierres in Vlaanderen, wist 1323 te verkrijgen, dat Vlaanderen zijn leenrechten op Zeeland prijs gaf. Beschermde het stapelrecht van Dordrecht.
IV (1337-1345), geb. 1318. Avontuurlijk ridder, nam deel aan kruistochten tegen de heidense Pruisen en tegen de Saracenen. Sneuvelde bij Warns tegen de Friezen.
V (1354—1389). Zoon van keizer Lodewijk de Beier en van Margaretha, dochter van Willem III, die in 1345 met Holland, Zeeland en Henegouwen werd beleend en haar zoon tot Verbeider benoemde. Willem V verklaarde zich in 1349 tot graaf, hetgeen tot strijd met zijn moeder leidde (begin der Hoekse en Kabeljauwse twisten). Margaretha erkende hem 1354 als graaf. W. werd 1358 krankzinnig; zijn broer Albrecht nam tot IF.’s dood (1389) de regering als ruwaard waar en volgde hem toen op.
VI (1404-1417), geb. 1366, zoon van Albrecht van Beieren. Volgde deze in 1389 als Willem van Oostervant in Henegouwen op. Ondernam met Albrecht 1396 en 1398 tochten tegen de Friezen. Nadat hij in 1404 de macht in Holland in handen had gekregen, moest hij vooral Jan van Arkel bestrijden(Arkelse oorlog 14041412). Liet zijn landen na aan zijn enige dochter Jacoba van Beieren.