De Kleine Winkler Prins

Winkler Prins (1949)

Gepubliceerd op 13-06-2020

Indonesië

betekenis & definitie

(Indische Archipel, Insulinde) is de naam van de eilandengroep die de verbinding vormt tussen Azië en Australië, en de grote Soendaeilanden, de Kleine Soenda-eilanden, de Molukken en de Philippijnen omvat. Het is een breukgebied met sterke tectonische en vulkanische werking.

De naam Indonesië wordt meestal in engere zin gebruikt voor het met Nederland verbonden gedeelte, waarbij gevoegd het tot Melanesië behorende Nederlandse deel van Nieuw Guinea. Ook officieel is deze benaming aanvaard.Het gebied strekt zich uit van 6° N.Br. tot n° Z.Br. en van 95° tot 1410 O.L. De grootste lengte is 5000 km, de grootste breedte 2000 km. Opp. 1.904.346 km2 (Nederland 34.181 km2). Het bevolkingsaantal was in 1940 ruim 70.000.000 (waarbij 1.300.000 Chinezen, 250.000 Ned.). Het vulkanisme speelt een belangrijke rol: op Java en Sumatra gem. op elke 20 km een vulkaan. De meeste liggen in drie rijen:

1. Sumatra-Java-Kleine Soenda-eilanden tot om de Banda-Zee;
2. Halmaheira en de eil. Westelijk er van langs de Molukse Zee;
3. Minahassa-Sangiheeilanden-Mindanao.

Het klimaat is een tropisch zeeklimaat, met zeer gering verschil tussen zomeren wintertemperatuur. Door de moessonwinden is er wel verschil in regenval in de jaargetijden. Ten Z. van de evenaar, waar het grootste deel van Indonesië ligt, waait in de Australische winter de Z.O. moesson, in de Austral. zomer de N.W. moesson. Ten N. van de aequator resp. de Z.W. en de N.O. moesson. De Z.O. moesson is droog, de N.W. moesson nat. Op N.-Sumatra is de N.O. moesson droog de Z.W. moesson nat.

In het overgrote deel van Indonesië valt veel neerslag, zodat de eilanden bedekt zijn met tropisch oerwoud. Slechts op de Oostel. Kleine Soenda-eilanden en op sommige hoogvlakten vindt men savannen. In de gebergten vindt men bij verschillende hoogten versch. klimaatgebieden, wat een grote verscheidenheid in de landbouwproductie mogelijk maakt.

93.6 % van de bevolking is analfabeet. Zij vertoont grote verschillen in ras, taal en beschaving. Zij wordt tot het Maleise ras gerekend, uitgezonderd de Papoea’s van Nieuw Guinea. Enkele volken als de Bataks van N.-Sumatra, sommige Dajakstammen van Borneo en de Koeboes van Palembang en Djambi wijken nogal sterk af van het alg. Maleise type. Het grootste deel van de bevolking is Mohammedaan. Er zijn ongeveer 2½ millioen christenen. Op Bali en een gedeelte van Lombok belijden ongeveer 1¼ millioen mensen de Hindoeïstische godsdienst. In de Buitengewesten zijn nog vele heidense volken: Bataks, Koeboes, Toradja’s (Celebes), Papoea’s, e.a. Ook onder het deel van de bevolking dat de grote godsdiensten belijdt vinden we nog vele sporen van het oude volksgeloof. I. is agrarisch, zelfs het dichtbevolkte Java (316 p. km2). De belangrijkste gewassen van de bevolkingslandbouw zijn rijst, maïs, cassave, bataten, aardnoten, sojabonen en andere peulvruchten, tabak. Verder knolgewassen, Sp. peper, uien, katoen, aardappelen, suikerriet. Op Java nog bevolkingsthee, op Sumatra bevolkingsrubber en -koffie. De Europese ondernemingen produceerden suiker, koffie, thee, kina, tabak en rubber op Java; rubber, tabak, koffie op Sumatra. Op Java, Sumatra en Borneo wordt steenkool ontgonnen, op Banka en Billiton tin, op Java, Sumatra en Borneo petroleum. Na W.O. II waren de econ. omstandigheden nog lang ontwricht. In 1946 bedroeg de uitvoer: thee 1578 ton, petroleum 202.388 ton, rubber 57-599 ton, copra 51.620 ton. z ook Ned. O.-Indië.

< >