zalfde, h. gezalfd (1 met zalf bestrijken; 2 met zalfolie het hoofd, de kruin overgieten, bestrijken, inz. als deel ener ceremonie, wijding):
1. een wonde zalven; zegsw. nu is de wond alweer gezalfd, de pijn, het leed verzacht; iem. de handen zalven, fig. met geld bewerken;
2. Bijb. Saul werd tot koning gezalfd door den profeet Samuel, 1 Samuel 10 : 1; de koningen van Frankrijk werden te Reims gezalfd; verg. gezalfde.