v. wetten (1 samenstel van geldende rechtsvoorschriften; ook: blijvende verordening, door de bevoegde overheid uitgevaardigd en bekend gemaakt; 2 reglement van een genootschap; 3 vaste regel; natuurlijke gang van de werkzaamheden van krachten; 4 Z.-N. het parket, de politie):
1 de Joodse wet, Bijb. al de voorschriften op godsdienstig gebied uit het O. T.; de wet op het L. O.; de wet van Mozes of de oude wet, het oude Testament; de nieuwe wet, het nieuwe Testament, de leer van Christus; kracht van wet krijgen; tot wet verheffen; korte wetten maken, vermoedelijk volksetym. voor m e t t e n, zie ald.; iem. de wet stellen (of: voorschrijven), den baas spelen over iem., iem. bevelen; iets bij de wet voorzien; boven de wet staan, niet aan de wet gehouden zijn; iem. buiten de wet stellen, vogelvrij verklaren;
2 de wet van het N.O.G., de statuten;
3 de wet der zwaartekracht; de wet van Archimedes, zie h e u r e k a;
4 de wet is er bij;
nog: de mannen der wet, juristen, rechters enz., de heren der wet, overheid; de wet verzetten (gesch.), de vroedschap veranderen; dat zijn hier de wetten van het huis, gewoonten, manieren; zie M e d e n, S a l i s c h.