Gepubliceerd op 11-11-2021

uitkijk

betekenis & definitie

m., in bet. 2 en 3 uitkijken (1 uitzicht; 2 plaats, vanwaar men uitkijkt, uitkijktoren; 3 uitkijker; seinwachter op de kust):

1. men heeft hier geen uitkijk;
2. fig. zegsw. op de uitkijk staan, op wacht staan;
3. onze uitkijk riep: schip in lij! de matroos in de mastkorf.

< >