gestoffeerd (1 met stof bekleden; 2 een kamer van de nodige meubelen, gordijnen enz. voorzien; 3 schilderk. het bijwerk op een schilderij brengen; 4 fig. er bij verzinnen):
1. de familie Vondel kwam aan de kost met het stofferen van hoeden;
2. gestoffeerde kamers te huur; met smaak gestoffeerd;
3. een weide, gestoffeerd met runderen;
4. dit verhaal is met grappen gestoffeerd, opgesierd, stofferig.