stempelde, heeft gestempeld; 1. merken met een stempel, een stempel drukken op: brieven stempelen, papier stempelen, zegelen; munten stempelen, goud en zilver stempelen;
2. fig. kenmerken: dit stempelde hem tot een 18de-eeuwer;
3. zijn arbeidskaart (moeten) laten afstempelen als bewijs van werkloosheid; werkloos zijn, van steunuitkering leven: vader is stempelen; ont
slagen en moeten —.