Gepubliceerd op 11-11-2021

schuif

betekenis & definitie

v. schuiven (1 afscheiding van niet te grote afmetingen, schot, door schuiven [inz. in verticale richting] verplaatsbaar; 2 bus, waarin de grendel zich beweegt; ook: dc grendel zelf; 3 holte, ruimte, waarin iets of waardoor iets geschoven wordt; inz. deel van een kledingstuk, of ander naai- of breiwerk, dat een trekband omsluit; 4 Z.-N. lade; 5 een schuivende beweging, de handeling van schuiven; 6 een flinke hoeveelheid, een schep; eig. zoveel als men tegelijk kan schuiven):

1 de schuif neerlaten; R.-K.. het schuifje krijgen, geen absolutie krijgen (eig. het schuifje in de biechtstoel wordt dichtgeschoven als teken, dat geen absolutie gegeven wordt); het schuifje geven, de absolutie weigeren;
2 de grendels krijsen in de verroeste schuiven; de schuif op de deur;
3 de lade gaat niet door de schuif; de band van de japon door de schuif trekken;
4 Z.-N. hij trok het schuifken open;
5 nog twee schuiven en het is remise;
6 een hele schuif.

< >