bn. (een vorm met Fries vocalisme naast schraal: 1 mager, schraal; 2 niet goedgeefs, op de penning, deun):
1 zijn schriele schoudertjes;
2 een schriel onthaal; schriel, ja gierig in het oog van de mensen; als bw. schriel opscheppen, schriel met boter besmeerd, op karige wijze.