v. schijven (1 in het alg. platrond [massief] voorwerp; 2 schijnbare vorm van zon of maan; 3 speeltuig o.a. bij damspel; werptuig, discus; 4 geldstuk; 5 aan een blok enz.: draaiend deel, waarover een touw loopt; 6 platrond signaal, of signaal bestaande uit een arm, die in een platrond uitloopt; 7 platrond been in het kniegewricht in samenst.; 8 platrond stuk [kalfs- of varkens]vlees; 9 afgesneden [overdwars] plat stuk van een voorwerp; 10 doel voor schietoefeningen, waarop men na kan gaan, waar het geraakt is [dus niet een doel, dat af- of stukgeschoten moet worden]; 11 plantk. ‘t vlakke deel v. e. blad);
1. schijven van gevulcaniseerde caoutchouc;
2. de bloedrode schijf der ondergaande zon;
3. werpen met schijven; damschijf;
4. gouden en zilveren schijven, inz. in het mv.;
5. een touw, lopend over een schijf; zegsw. het loopt over veel schijven, doordat er veel tussenpersonen in betrokken zijn, gaat het omslachtig (ook wel: onzeker);
6. de wisselstand kenbaar gemaakt door schijven en lichtjes, de schijf geven, het signaal op veilig stellen;
7. de knieschijf;
8. de karbonaden en de schijf;
9 schijfjes; enige dunne schijfjes worst;
10. naar de schijf schieten; de schijf raken, missen; een beweegbare schijf;
11. bladeren, voorzien van een schijf en een steel.