Gepubliceerd op 11-11-2021

romp

betekenis & definitie

I. m. -en;

1. lichaamsdeel van mens en dier, zonder de uitstekende delen, inz. zonder het hoofd: de romp van een mens; het hoofd van de romp slaan;
2. het lichaam van een schip zonder de tuigage: de romp van het schip was één ijslaag;
3. van een gebouw: het zware, massieve lichaam; ook: het geraamte: de zwarte rompen der huizen; de romp van de gebouwen, zonder vloeren enz.;
4. bij verg. in allerlei toepassingen: de romp van een brandkast, de omgaande wand; nog: slechte, gebroken muskaatnoot, stuk muskaatnoot, kruidnagel; gew. een rompje, onderlijfje zonder mouwen.

II. v.; Z.-N. schors; cilindervormig mussennest uit een stuk schors gesneden.

< >