m. (Lat.) procuratores; (Ned.) procurators, procuratoren (Lat. 1 o.-Rome: degene, die in een provincie het geld moest innen voor den Rom. keizer en ook wel belast werd met het stadhouderschap over kleine provincies; 2 R.-K. de door den prior gekozen beheerder der geldmiddelen en verdere stoffelijke zaken in een klooster):
1. de procurator van Judea, Pontius Pilatus;
2. de procurator van het St.-Agnietenklooster.