Fr. primitif, Lat. primitivus, bn., bw.; primitiever, primitiefst of meest primitief (1 gebrekkig, voor verbetering vatbaar; zeer eenvoudig samengesteld; eenvoudig, zonder enige kunst: 2 allereerste; aanvankelijk, oorspronkelijk):
1. de verlichting in dit dorp is nog zeer primitief; een primitieve woning;
2 de primitieve bet. van het woord slecht is: effen, vlak, eenvoudig.