I. v. poppen (1 speelgoed voor meisjes, nagebootste menselijke figuur; 2 stadium bij vele insecten, waarin het dier zich ontwikkelt binnen de pophuid; 3 wijfjesvogel; 4 Z.-N. twaalf tot zestien strengen saai):
1. nog met de pop spelen, kind(erachtig) zijn; de poppen in een wassenbeeldenspel; zegsw. daar heb je de poppen aan het dansen, herrie; poppetjes tekenen;
2. er zijn bedekte, onbedekte poppen en tonnetjespoppen, die nl. in de oude larvenhuid zijn besloten;
3. de pop van een kanarie;
4. Z.-N. een pop kopen;
II. m. (stud. naar de beeldenaar: gulden): dat kost mij tien pop.