Gepubliceerd op 11-11-2021

plomp

betekenis & definitie

1. tw. (om het geluid aan te duiden dat een zwaar voorwerp veroorzaakt, als het in een vloeistof valt): plomp! daar viel hij!

2. m. plompen (geluid, door een (in het water) vallend lichaam veroorzaakt): de knaap viel met een plomp in het water, doffe slag.
3. m. plompen (waterboterbloem): de gele Lat. nuphar luteum.
4. bn., bw. (1 van personen of hun lichaamsdelen: dik, log, grof, onbehouwen; zwaar lomp; 2 van voorwerpen: slecht van vorm en verhouding; 3 onbeschaafd, ruw, lummelachtig, onbeleefd, ongemanierd; 4 grof, niet fijn van gevoel, ploertig);
1. een plompe, benige jongen; een plompe gang; de olifant met zijn plomp lichaam;
2. plompe meubels, laarzen;
3. plompe polderjongens; plompe taal;
4. plompe aardigheden; iets plomp uitdrukken; nog enigszins vero. dom b.v. zij met hun plomp mensenverstand.

< >