Gepubliceerd op 11-11-2021

peul

betekenis & definitie

I. v. peulen, peultje (1 vrucht uit een blad ontstaan bij vlinderbloemigen; schil van peulvruchten inz. bonen en erwten; 2 een tuingroente, verscheidenheid van de zaaierwt, inz. in het mv.):

1 vijf erwten zaten in een peul, vijf erwten van fatsoen;
2 jonge peulen; de pluk der peulen; peulen afhalen, a) van de vezeldraden ontdoen, b) fig. een gemakkelijk werk.

II. v. peulen (peuluw, peluw; langwerpig onderkussen, waarop het [kleinere] hoofdkussen wordt gelegd; ook: hoofdkussen; bij uitbr. bulster, legerstede).

< >