o. perrons, perronnetje (Fr. perron [v. Gr.-Lat. petra = steen]: 1 geschiedk. grote steen of stenen bouwwerk als voetstuk v. e. zuil, kruis enz.; 2 brede stoep of bordes v. e. kerk of v. e. ander groot gebouw; 3 verhoging naast de spoorstaven, stenen opstap, doorlopende stoep; ook: de verhoogde stoep van een spoorwegstation, waardoor de reizigers gemakkelijk uit en in de rijtuigen stappen en op een trein kunnen wachten; 4 balkon, platform van tramwagens enz.):
1 het vroegere perron bij de Dom te Utrecht;
2 een lakei wachtte op het perron voor het paviljoen;
3 een uur op het perron wachten;
4 tegen elkander gedrongen op het perron van de tram.